- Zuyderland
- Specialismen en afdelingen
- Oncologische Zorg
- Ziektebeelden
- Borstkanker
- Diagnostiek borstkanker
Diagnostiek borstkanker
Om de diagnose borstkanker en een behandelplan vast te stellen, zijn een aantal onderzoeken nodig. Het doel van de onderzoeken is te weten te komen óf er sprake is van borstkanker, waar de aandoening precies zit, wat de aard en eventuele uitbreiding is. Niet alle onderzoeken hoeven van toepassing te zijn voor u. Uw arts bepaalt welke onderzoeken nodig zijn om de diagnose te kunnen stellen.
Wij begrijpen dat de periode van onderzoeken veel spanning met zich meebrengt. De onderzoeken trachten we in een zo kort mogelijk tijdsbestek uit te voeren om u zo snel mogelijk duidelijkheid te geven. Heeft u vragen neem gerust contact op met uw casemanager.
Een mammografie is een röntgenonderzoek van de borsten. Op deze röntgenfoto’s zijn vet-, klier- en bindweefsel te zien waardoor zelfs heel kleine veranderingen in de borst zichtbaar zijn. Soms zelfs al voordat u ze kunt voelen.
Wanneer krijgt u een mammografie?
Wanneer u zelf een knobbeltje of andere veranderingen in de borst voelt, als uw borsten pijn doen, er bloed of vocht uit de tepel komt of als borstkanker in de familie voorkomt.
Hoe gaat een mammografie in zijn werk?
De laborant stelt u eerst enkele vragen die van belang zijn voor het onderzoek. Vervolgens start het onderzoek. Van elke borst worden twee opnamen gemaakt: van boven naar beneden en van opzij. De laborant legt uw borst op een detectorplaat. Met behulp van een tweede plaat wordt de borst enkele seconden samengedrukt. Deze druk is nodig om een scherpe en goed beoordeelbare foto te krijgen. Dit kan soms een beetje gevoelig zijn of pijnlijk aanvoelen. De laborant bespreekt dit voorafgaand aan het onderzoek met u. Geef gerust aan als u het niet kunt verdragen. Nadat de opname gemaakt is, gaat de plaat automatisch omhoog.
De laborant beoordeelt of de opnamen technisch gelukt zijn, zo nodig maakt zij direct aanvullende opnamen. Het onderzoek duurt in totaal ongeveer 15 minuten.
Voorbereiding
Gebruik geen bodylotion of deodorant op de dag van het onderzoek. Deze producten kunnen soms de diagnose bemoeilijken.
De uitslag
Een radioloog beoordeelt de opnamen. Soms geeft de mammografie niet voldoende informatie en is nader onderzoek nodig. De radioloog kan eventueel om extra foto’s vragen en/of een echografie verrichten. De uitslag van het onderzoek krijgt u van uw behandeld arts (huisarts of specialist).
Wanneer krijgt u een mammografie met contrastvloeistof
Wanneer de radioloog meer informatie wil hebben over afwijkingen, die eventueel gezien zijn op een eerdere mammografie. Door contrastvloeistof toe te dienen worden deze afwijkingen mogelijk beter zichtbaar en kan er meer informatie verkregen worden over de aard van de afwijking
Hoe gaat een mammografie met contrastvloeistof in zijn werk?
De laborant stelt u eerst enkele vragen die van belang zijn voor het onderzoek. Vervolgens start het onderzoek. De laborant zal een infuus inbrengen. Via dit infuus wordt jodiumhoudend contrastmiddel toegediend. U kunt hierbij een warm gevoel ervaren. Daarna worden er van elke borst twee opnamen gemaakt: van boven naar beneden en van opzij. De laborant legt uw borst op een detectorplaat. Met behulp van een tweede plaat wordt de borst enkele seconden samengedrukt. Deze druk is nodig om een scherpe en goed beoordeelbare foto te krijgen. Dit kan soms een beetje gevoelig zijn of pijnlijk aanvoelen. De laborant bespreekt dit voorafgaand aan het onderzoek met u. Geef gerust aan als u het niet kunt verdragen. Nadat de opname gemaakt is, gaat de plaat automatisch omhoog.
De laborant beoordeelt of de opnamen technisch gelukt zijn, zo nodig maakt zij direct aanvullende opnamen. Het onderzoek duurt in totaal ongeveer 20 minuten.
Voorbereiding
Gebruik geen bodylotion of deodorant op de dag van het onderzoek. Deze producten kunnen soms de diagnose bemoeilijken.
Allergie
Er is een kleine kans dat u allergisch bent voor contrastvloeistof. De laborant zal aan u vragen of u ergens allergisch voor bent, eventueel krijgt u van te voren een medicijn dat de allergische reactie verminderd. Indien u een allergische reactie krijgt, is deze goed te behandelen.
De uitslag
Een radioloog beoordeelt de opnamen. Soms geeft de mammografie met contrastvloeistof aanleiding tot nader onderzoek. De radioloog kan eventueel om extra foto’s vragen en/of een echografie verrichten. De uitslag van het onderzoek krijgt u van uw behandeld arts (huisarts of specialist).
Echografie is een onderzoek met geluidsgolven. Deze golven zijn voor het menselijk oor niet hoorbaar maar de weerkaatsing (echo) ervan maakt organen en/of weefsels zichtbaar op een beeldscherm. Zo kan de arts mogelijke veranderingen in het borstweefsel zien.
Wanneer krijgt u een echografie?
De echografie kan de arts meer duidelijkheid geven over wat er op de mammografie te zien is. Of een echografie nodig is, is afhankelijk van uw klachten en de mammografie-opnamen.
Hoe gaat een echografie in zijn werk?
Een echografie is een eenvoudig onderzoek waarop u zich niet hoeft voor te bereiden. Na een korte uitleg brengt de radioloog gel aan op uw ontblote borst en in de oksel. Deze gel zorgt voor een goede geleiding van de geluidsgolven. Vervolgens beweegt de radioloog een klein apparaatje over de huid. Dit apparaatje zendt de geluidsgolven uit en vangt de terugkaatsing van deze geluidsgolven weer op. Doordat verschillende weefsels het geluid op een andere manier terugkaatsen, krijgt de radioloog meer informatie over de structuren in de borst en de oksel. Op een computerscherm zijn de afbeeldingen hiervan zichtbaar.
Het onderzoek is niet pijnlijk en duurt ongeveer 10 minuten.
De uitslag
De radioloog vergelijkt de beelden van de echografie met de mammografie. Vaak geeft de echografie in combinatie met mammografie direct uitsluitsel. Als verder onderzoek niet nodig is, vertelt de radioloog u dit meteen. De radioloog kan ook besluiten dat wel aanvullend onderzoek nodig is, bijvoorbeeld een punctie. Uw behandelend arts krijgt de definitieve uitslag van het onderzoek en bespreekt deze met u.
MRI staat voor Magnetic Resonance Imaging. Een MRI is een onderzoek waarbij met behulp van elektromagnetische velden een scan van de borst wordt gemaakt. Dit onderzoek vindt plaats op de afdeling Medische Beeldvorming.
Wanneer krijgt u een MRI?
Het MRI-onderzoek kan een goede aanvulling zijn op de mammografie en de echografie van de borst. MRI brengt namelijk mogelijk meer informatie over eventuele afwijkingen.
Hoe gaat MRI-onderzoek in het werk?
Een radiodiagnostisch laborant haalt u op uit de wachtruimte en brengt u naar een kleedruimte. Vanuit het kleedhokje begeleidt de laborant u naar de MRI-ruimte. Voorafgaand aan het onderzoek krijgt u een infuusnaaldje met contrastvloeistof ingebracht. Via dit naaldje wordt er tijdens het maken van de scan contrastmiddel toegediend. Dit zorgt ervoor dat het te onderzoeken gebied goed zichtbaar is.
Voor de MRI-scan ligt u op uw buik op een onderzoekstafel, met uw borsten in een speciaal meetapparaat met uitsparing . Vervolgens schuift de laborant deze tafel in de MRI-scanner. De laborant is in een andere ruimte en kan u zien via een camera. Via een intercom kunt u met de laborant praten. In uw hand heeft u een knop waarmee u in geval van nood de laborant kunt waarschuwen.
Het is van belang dat u probeert te ontspannen en gedurende het onderzoek zo stil mogelijk blijft liggen. Het onderzoek is niet pijnlijk of vervelend. Wel maakt het apparaat veel lawaai op het moment dat de opnamen worden gemaakt. Hiervoor krijgt u oordopjes in.
Het onderzoek duurt ongeveer een 30 tot 45 minuten, afhankelijk van de hoeveelheid informatie die de specialist wil hebben.
De uitslag
Na het onderzoek beoordeelt de radioloog de beelden en stelt een diagnose. Sommige onderzoeken leveren meer dan 3000 beelden op. De radioloog bekijkt deze en voert metingen of reconstructies uit om de beoordeling te vergemakkelijken.
Uw behandelend specialist maakt een afspraak met u om de uitslag te bespreken.
Belangrijke aandachtspunten
In de MRI bevindt zich een zeer sterke magneet. U mag daarom geen metalen voorwerpen meenemen naar de onderzoeksruimte. Heeft u metalen voorwerpen in uw lichaam, zoals bijvoorbeeld een neurostimulator, pacemaker, kunsthartkleppen of metaalsplinters, vertel dit dan voor het onderzoek aan uw behandelend specialist of de laborant.
Meer informatie over een MRI onderzoek van de borsten kunt u vinden in de folder MRI.
Bij een mammapunctie neemt de arts een stukje weefsel weg op de plaats waar de afwijking te zien is op de mammografie en/of echografie. Een patholoog bekijkt het weefsel onder de microscoop in het pathologisch laboratorium. De arts stelt op basis van de uitslag van de punctie een definitieve diagnose.
Wanneer krijgt u een punctie?
Als de arts meer informatie wil hebben over het type weefsel dat zichtbaar is op mammografie en/of echografie.
Hoe gaat de punctie in zijn werk?
Een mammapunctie kan op twee manieren gebeuren, onder echogeleide of met behulp van röntgenfoto’s. Beide onderzoeken lichten wij hieronder toe.
Mammapunctie onder echogeleide
De radioloog zoekt de afwijking in uw borst met behulp van echografie op en markeert deze plaats met een stift op de huid. Na desinfectie met alcohol wordt de borst plaatselijk verdoofd en neemt de radioloog, terwijl hij met de echo kijkt, met behulp van een punctienaald een paar stukjes weefsel uit de borst.
Mammapunctie met behulp van röntgenfoto’s (stereotactische punctie)
Een stereotactische punctie vindt plaats als de afwijking wel zichtbaar is op de mammografie, maar niet goed op de echo. Vaak gaat het dan om kleine verkalkinkjes in de borst.
U ligt op uw buik op de onderzoekstafel. In de tafel zit een uitsparing waar uw borst doorheen zakt. Onder de tafel bevindt zich een klein röntgenapparaat. Uw borst wordt, net als bij de mammografie, tussen twee platen gedrukt. Dit duurt het hele onderzoek. Door middel van röntgenopnamen wordt, met behulp van een computer, precies berekend waar de afwijking zit. De radioloog brengt vervolgens na desinfectie en plaatselijke verdoving de punctienaald in, om zo een aantal weefselstukjes weg te nemen.
Punctie van een lymfeklier in de oksel
Als de echo een vergrootte lymfeklier in de oksel toont, kan de arts besluiten dat hiervan ook een punctie nodig is. De radioloog zuigt dan met een dunne naald een kleine hoeveelheid vocht of cellen op.
Al het verkregen weefsel gaat naar het pathologisch laboratorium waar de patholoog het verder onderzoekt. De uitslag hiervan krijgt u van uw behandelend specialist. Wij streven er naar de uitslag binnen 1-2 werkdagen te geven.
Om ontstekingsprocessen of tumoren in het lichaam in beeld te brengen kan een PET/CT-onderzoek worden uitgevoerd. Een PET/CT-onderzoek is een combinatie van de Positron Emissie Tomografie (PET) en een Computer Tomografie (CT-scan).
Het onderzoek vindt plaats op de afdeling Nucleaire Geneeskunde.
De PET-scan
De Positron Emissie Tomografie (PET) is een techniek die de glucosestofwisseling (glucose = bloedsuiker) in het lichaam in beeld brengt. Deze stofwisseling is gestoord bij ontstekingsprocessen en tumoren. Bij dit onderzoek wordt de radioactieve vloeistof FDG (Fluor-18-glucose) via een infuus in de bloedbaan ingespoten. Vervolgens wordt er een scan gemaakt. De radioactieve stof die u krijgt toegediend, is niet gevaarlijk en verdwijnt binnen enkele uren weer uit het lichaam. De radioactieve stof heeft geen bijwerkingen.
De CT-scan
De CT-scanner maakt door middel van röntgenstraling afbeeldingen van het menselijk lichaam Tijdens het maken van de CT-scan kan er een röntgencontrastvloeistof ingespoten worden via het infuusnaaldje. Van deze vloeistof kunt u het warm krijgen.
De computer projecteert de resultaten van de CT-scan over de resultaten van de PET-scan heen. Hierdoor is beter te zien waar de radioactieve stof in de organen en structuren is opgenomen.
Het onderzoek duurt ongeveer 2 uur, dit is inclusief de tijd dat de radioactieve stof moet inwerken.
De uitslag van het onderzoek krijgt u van uw behandelend specialist.
Borstkanker of niet?
Om de kwaadaardigheid (maligniteit) van de afwijking te bepalen, maakt de radioloog gebruik van de zogenaamde BI-RADS-categorieën. BI-RADS betekent Breast Imaging Reporting and Data System. De BI-RADS-categorie bepaalt uiteindelijk of u wordt doorverwezen voor verder onderzoek.
BI-RADS onderscheidt vijf categorieën:
• BI-RADS 0: de verdenking op borstkanker is laag. Ongeveer de helft van de doorverwezen vrouwen heeft een BI-RADS 0.
Bij meer dan de helft van deze groep is alleen beeldvormend onderzoek nodig. Soms geeft het mammogram echter onvoldoende informatie waardoor nader onderzoek zoals een
punctie nodig is. Vaak blijkt het dan toch geen kanker te zijn
• BI-RADS 1: Normale bevinding.
• BI-RADS 2: Goedaardige afwijking.
• BI-RADS 3: De afwijking is waarschijnlijk goedaardig. De kans op kwaadaardigheid is minder dan 2%.
• BI-RADS 4: De afwijking is niet typisch voor een kwaadaardige tumor. De kans dat het om kanker gaat en niet om een goedaardige afwijking is iets kleiner dan 39%.
• BI-RADS 4: Een biopsie is nodig om tot de juiste diagnose te komen.
• BI-RADS 5: Er is een grote kans de gevonden afwijking kwaadaardig is.
Genetica of erfelijkheidsleer houdt zich bezig met erfelijke eigenschappen die binnen families voorkomen. Het kan gaan om een familietrek, een uiterlijk kenmerk, maar soms ook om de aanleg voor het ontwikkelen van een ziekte. Tijdens het intakegesprek bij Borstcentrum Zuyd vraagt uw arts u of bepaalde vormen van kanker in uw familie voorkomen.
Erfelijke aanleg
Gemiddeld één op de drie mensen krijgt ooit kanker. Daarmee is de kans vrij groot dat in één familie verschillende familieleden kanker hebben (gehad) of krijgen. Zeker als het om een grote familie gaat.
Meestal is er sprake van toeval en is er geen verhoogde kans op kanker als gevolg van erfelijkheid.
Dat kanker in sommige families vaker voorkomt dan in andere kan puur toeval zijn, een gevolg van leefstijl (zoals roken) en/of bepaalde lichamelijke eigenschappen (bijvoorbeeld lichte huid). Bij de meeste mensen (95%) ontstaat kanker door een combinatie van factoren.
Bij ongeveer 5% van alle mensen met kanker gaat het om een erfelijke aanleg. De meest voorkomende erfelijke kankers zijn:
• borst- en/of eierstokkanker;
• darm- en/of baarmoederkanker.
Kenmerken van erfelijke kanker
Bepaalde kenmerken binnen een familie kunnen wijzen op erfelijkheid. Kenmerken van erfelijkheid bij kanker zijn:
• het ontstaan van dezelfde soort kanker bij twee of meer naaste verwanten;
• het ontstaan van kanker op relatief jonge leeftijd (meestal vóór het 50e levensjaar);
• twee tumoren van één kankersoort bij één persoon (bijvoorbeeld twee darmtumoren);
• het voorkomen van een specifieke combinatie van verschillende soorten kanker (bij één persoon of verschillende familieleden). Hoe meer verschillende kenmerken binnen een familie voorkomen, des te groter de kans dat er sprake is van een erfelijke aanleg voor kanker.
Spreekuren
Als uw behandelaar het vermoeden heeft van erfelijke borstkanker, krijgt u een verwijzing naar de klinisch geneticus of consult klinische genetica, werkzaam in het Maastricht UMC. In samenwerking met het MUMC bieden de klinisch geneticus of consulent klinische genetica tevens de mogelijkheid om de afspraak te laten plaatsvinden in het Borstcentrum Zuyd in Sittard-Geleen.
Verklarende woordenlijst borstkanker
Met de woordenlijst worden vaktermen van borstkanker zo goed mogelijk uitgelegd.